Leerhuis van de kerkvaders

De mens: zijn roeping, bestemming en realiteit

Module II, jaar 2, lesdag 1

De mens neemt in het geheel van de schepping een bijzondere plaats in: hij is geschapen 'naar Gods beeld, op God gelijkend’ (Gen 1, 26). Geheimvolle woorden die de Vaders ruim en diepzinnig hebben becommentarieerd. Dit centrale vers uit het scheppingsverhaal wijst naar Gods bedoeling toen Hij de mens tot het bestaan bracht, tot zijn bestemming en roeping. Maar er zit ook een opdracht in verborgen, een opdracht waarin de mens kan falen.

Irenaeus van Lyon

Adversus Haereses

Zoals de mens (zonder de geest) onvolkomen is, zo is deze mens ook onvolledig als men het beeld verwijdert en als men het geboetseerde lichaam verwerpt. Dan heeft men niet meer met een mens te maken, maar, zoals we zeiden, met een deel van de mens of met iets anders dan een mens.

Want het geboetseerde vlees alleen is niet de volledige mens: het is slechts het lichaam van de mens. De ziel alleen is evenmin de (volledige) mens: ze is slechts de ziel van de mens en dus een deel van de mens. De geest alleen is niet de (volledige) mens: men noemt hem geest, en niet mens. Het is de vermenging en de vereniging van al deze elementen die de volledige mens tot stand brengen. Daarom zegt de Apostel in de brief aan de Thessalonicenzen: “Dat heel uw wezen – te weten uw geest, ziel en uw lichaam bewaard blijven voor de komst van de Heer Jezus” (1 Thess. 5,23).

Efrem de Syriër

Een tuin vol heerlijkheid,
een zuivere bruidskamer
gaf Hij deze koning
geboetseerd uit het stof.
Hij heiligde hem en zonderde hem af
van de woonplaats van de wilde dieren.
Want vol glorie was Adam, in alles:
waar hij leefde en wat hij at,
zijn straling en zijn macht.
Gezegend is Hij die hem verhief boven alles,
zodat hij dank zou zeggen aan de Heer van het al.

« Terug naar het programma van Module II, jaar 2